Lidwoord voor helm
1
de helm m
hoofddeksel, vlies
aanwijzend voornaamwoord
deze helm, die helm
dichtbij deze helm
verder weg die helm
betrekkelijk voornaamwoord
de helm die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun helm
onbepaald voornaamwoord
elke helm
buigings-e
de grote helm, een grote helm
2
het/de helm o+v(m)
duinplant
aanwijzend voornaamwoord
dit helm, dat helm
dichtbij dit helm
verder weg dat helm
betrekkelijk voornaamwoord
het helm dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun helm
onbepaald voornaamwoord
elk helm
buigings-e
het grote helm, een groot helm
aanwijzend voornaamwoord
deze helm, die helm
dichtbij deze helm
verder weg die helm
betrekkelijk voornaamwoord
de helm die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun helm
onbepaald voornaamwoord
elke helm
buigings-e
de grote helm, een grote helm