Lidwoord voor adventskaars

1

de adventskaars v(m)

aanwijzend voornaamwoord
deze adventskaars, die adventskaars

dichtbij deze adventskaars

verder weg die adventskaars

betrekkelijk voornaamwoord
de adventskaars die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun adventskaars
onbepaald voornaamwoord
elke adventskaars
buigings-e
de grote adventskaars, een grote adventskaars