Lidwoord voor boomchirurg
1
de boomchirurg m
aanwijzend voornaamwoord
deze boomchirurg, die boomchirurg
dichtbij deze boomchirurg
verder weg die boomchirurg
betrekkelijk voornaamwoord
de boomchirurg die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun boomchirurg
onbepaald voornaamwoord
elke boomchirurg
buigings-e
de grote boomchirurg, een grote boomchirurg