Lidwoord voor christusdoorn
1
de christusdoorn m
aanwijzend voornaamwoord
deze christusdoorn, die christusdoorn
dichtbij deze christusdoorn
verder weg die christusdoorn
betrekkelijk voornaamwoord
de christusdoorn die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun christusdoorn
onbepaald voornaamwoord
elke christusdoorn
buigings-e
de grote christusdoorn, een grote christusdoorn