Lidwoord voor doopvont
1
de/het doopvont v(m)+o
aanwijzend voornaamwoord
deze doopvont, die doopvont
dichtbij deze doopvont
verder weg die doopvont
betrekkelijk voornaamwoord
de doopvont die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun doopvont
onbepaald voornaamwoord
elke doopvont
buigings-e
de grote doopvont, een grote doopvont
aanwijzend voornaamwoord
dit doopvont, dat doopvont
dichtbij dit doopvont
verder weg dat doopvont
betrekkelijk voornaamwoord
het doopvont dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun doopvont
onbepaald voornaamwoord
elk doopvont
buigings-e
het grote doopvont, een groot doopvont