Lidwoord voor gedraging
1
de gedraging v
aanwijzend voornaamwoord
deze gedraging, die gedraging
dichtbij deze gedraging
verder weg die gedraging
betrekkelijk voornaamwoord
de gedraging die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun gedraging
onbepaald voornaamwoord
elke gedraging
buigings-e
de grote gedraging, een grote gedraging