Lidwoord voor heimwee
1
het/de heimwee o+v(m)
aanwijzend voornaamwoord
dit heimwee, dat heimwee
dichtbij dit heimwee
verder weg dat heimwee
betrekkelijk voornaamwoord
het heimwee dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun heimwee
onbepaald voornaamwoord
elk heimwee
buigings-e
het grote heimwee, een groot heimwee
aanwijzend voornaamwoord
deze heimwee, die heimwee
dichtbij deze heimwee
verder weg die heimwee
betrekkelijk voornaamwoord
de heimwee die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun heimwee
onbepaald voornaamwoord
elke heimwee
buigings-e
de grote heimwee, een grote heimwee