Lidwoord voor herfstdag
1
de herfstdag m
aanwijzend voornaamwoord
deze herfstdag, die herfstdag
dichtbij deze herfstdag
verder weg die herfstdag
betrekkelijk voornaamwoord
de herfstdag die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun herfstdag
onbepaald voornaamwoord
elke herfstdag
buigings-e
de grote herfstdag, een grote herfstdag