Lidwoord voor heer
1
de heer m
gebieder, man, speelkaart, vorst
aanwijzend voornaamwoord
deze heer, die heer
dichtbij deze heer
verder weg die heer
betrekkelijk voornaamwoord
de heer die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun heer
onbepaald voornaamwoord
elke heer
buigings-e
de grote heer, een grote heer
2
het heer o
leger, menigte
aanwijzend voornaamwoord
dit heer, dat heer
dichtbij dit heer
verder weg dat heer
betrekkelijk voornaamwoord
het heer dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun heer
onbepaald voornaamwoord
elk heer
buigings-e
het grote heer, een groot heer