Lidwoord voor leer
1
het leer o
materiaal
aanwijzend voornaamwoord
dit leer, dat leer
dichtbij dit leer
verder weg dat leer
betrekkelijk voornaamwoord
het leer dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun leer
onbepaald voornaamwoord
elk leer
buigings-e
het grote leer, een groot leer
2
de leer v(m)
geheel, ladder, systeem
aanwijzend voornaamwoord
deze leer, die leer
dichtbij deze leer
verder weg die leer
betrekkelijk voornaamwoord
de leer die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun leer
onbepaald voornaamwoord
elke leer
buigings-e
de grote leer, een grote leer