Lidwoord voor huisapotheek
1
de huisapotheek v
aanwijzend voornaamwoord
deze huisapotheek, die huisapotheek
dichtbij deze huisapotheek
verder weg die huisapotheek
betrekkelijk voornaamwoord
de huisapotheek die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun huisapotheek
onbepaald voornaamwoord
elke huisapotheek
buigings-e
de grote huisapotheek, een grote huisapotheek