Lidwoord voor inburgeringscursus
1
de inburgeringscursus m
aanwijzend voornaamwoord
deze inburgeringscursus, die inburgeringscursus
dichtbij deze inburgeringscursus
verder weg die inburgeringscursus
betrekkelijk voornaamwoord
de inburgeringscursus die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun inburgeringscursus
onbepaald voornaamwoord
elke inburgeringscursus
buigings-e
de grote inburgeringscursus, een grote inburgeringscursus