Lidwoord voor isoleerkan
1
de isoleerkan v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze isoleerkan, die isoleerkan
dichtbij deze isoleerkan
verder weg die isoleerkan
betrekkelijk voornaamwoord
de isoleerkan die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun isoleerkan
onbepaald voornaamwoord
elke isoleerkan
buigings-e
de grote isoleerkan, een grote isoleerkan