Lidwoord voor mensuur
1
de mensuur v
deel, verhouding
aanwijzend voornaamwoord
deze mensuur, die mensuur
dichtbij deze mensuur
verder weg die mensuur
betrekkelijk voornaamwoord
de mensuur die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun mensuur
onbepaald voornaamwoord
elke mensuur
buigings-e
de grote mensuur, een grote mensuur
2
het mensuur o
manuur
aanwijzend voornaamwoord
dit mensuur, dat mensuur
dichtbij dit mensuur
verder weg dat mensuur
betrekkelijk voornaamwoord
het mensuur dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun mensuur
onbepaald voornaamwoord
elk mensuur
buigings-e
het grote mensuur, een groot mensuur