Lidwoord voor neuroloog
1
de neuroloog m
aanwijzend voornaamwoord
deze neuroloog, die neuroloog
dichtbij deze neuroloog
verder weg die neuroloog
betrekkelijk voornaamwoord
de neuroloog die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun neuroloog
onbepaald voornaamwoord
elke neuroloog
buigings-e
de grote neuroloog, een grote neuroloog