Lidwoord voor paradigma
1
het paradigma o
aanwijzend voornaamwoord
dit paradigma, dat paradigma
dichtbij dit paradigma
verder weg dat paradigma
betrekkelijk voornaamwoord
het paradigma dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun paradigma
onbepaald voornaamwoord
elk paradigma
buigings-e
het grote paradigma, een groot paradigma