Lidwoord voor paus
1
de paus m
aanwijzend voornaamwoord
deze paus, die paus
dichtbij deze paus
verder weg die paus
betrekkelijk voornaamwoord
de paus die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun paus
onbepaald voornaamwoord
elke paus
buigings-e
de grote paus, een grote paus