Lidwoord voor pas
1
de pas m
bergpas, beweging, legitimatiebewijs, paspoort
aanwijzend voornaamwoord
deze pas, die pas
dichtbij deze pas
verder weg die pas
betrekkelijk voornaamwoord
de pas die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun pas
onbepaald voornaamwoord
elke pas
buigings-e
de grote pas, een grote pas
2
het pas o
waterpas
aanwijzend voornaamwoord
dit pas, dat pas
dichtbij dit pas
verder weg dat pas
betrekkelijk voornaamwoord
het pas dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun pas
onbepaald voornaamwoord
elk pas
buigings-e
het grote pas, een groot pas