Lidwoord voor peptide
1
het/de peptide o+v
aanwijzend voornaamwoord
dit peptide, dat peptide
dichtbij dit peptide
verder weg dat peptide
betrekkelijk voornaamwoord
het peptide dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun peptide
onbepaald voornaamwoord
elk peptide
buigings-e
het grote peptide, een groot peptide
aanwijzend voornaamwoord
deze peptide, die peptide
dichtbij deze peptide
verder weg die peptide
betrekkelijk voornaamwoord
de peptide die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun peptide
onbepaald voornaamwoord
elke peptide
buigings-e
de grote peptide, een grote peptide