Lidwoord voor rookpauze
1
de rookpauze v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze rookpauze, die rookpauze
dichtbij deze rookpauze
verder weg die rookpauze
betrekkelijk voornaamwoord
de rookpauze die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun rookpauze
onbepaald voornaamwoord
elke rookpauze
buigings-e
de grote rookpauze, een grote rookpauze