Lidwoord voor schoolbus
1
de schoolbus m
aanwijzend voornaamwoord
deze schoolbus, die schoolbus
dichtbij deze schoolbus
verder weg die schoolbus
betrekkelijk voornaamwoord
de schoolbus die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun schoolbus
onbepaald voornaamwoord
elke schoolbus
buigings-e
de grote schoolbus, een grote schoolbus