Lidwoord voor sloop
1
de sloop m
afbraak, sloperij
aanwijzend voornaamwoord
deze sloop, die sloop
dichtbij deze sloop
verder weg die sloop
betrekkelijk voornaamwoord
de sloop die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun sloop
onbepaald voornaamwoord
elke sloop
buigings-e
de grote sloop, een grote sloop
2
het/de sloop o+v(m)
overtrek
aanwijzend voornaamwoord
dit sloop, dat sloop
dichtbij dit sloop
verder weg dat sloop
betrekkelijk voornaamwoord
het sloop dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun sloop
onbepaald voornaamwoord
elk sloop
buigings-e
het grote sloop, een groot sloop
aanwijzend voornaamwoord
deze sloop, die sloop
dichtbij deze sloop
verder weg die sloop
betrekkelijk voornaamwoord
de sloop die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun sloop
onbepaald voornaamwoord
elke sloop
buigings-e
de grote sloop, een grote sloop