Lidwoord voor speelhuis
1
het speelhuis o
aanwijzend voornaamwoord
dit speelhuis, dat speelhuis
dichtbij dit speelhuis
verder weg dat speelhuis
betrekkelijk voornaamwoord
het speelhuis dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun speelhuis
onbepaald voornaamwoord
elk speelhuis
buigings-e
het grote speelhuis, een groot speelhuis