Lidwoord voor spoor
1
het spoor o
deel, hoeveelheid, indruk, pad, rails, spoorwegmaatschappij, teken
aanwijzend voornaamwoord
dit spoor, dat spoor
dichtbij dit spoor
verder weg dat spoor
betrekkelijk voornaamwoord
het spoor dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun spoor
onbepaald voornaamwoord
elk spoor
buigings-e
het grote spoor, een groot spoor
2
de spoor v(m)
punt, spore, uitwas
aanwijzend voornaamwoord
deze spoor, die spoor
dichtbij deze spoor
verder weg die spoor
betrekkelijk voornaamwoord
de spoor die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun spoor
onbepaald voornaamwoord
elke spoor
buigings-e
de grote spoor, een grote spoor