Lidwoord voor suikerpatiënt
1
de suikerpatiënt m
aanwijzend voornaamwoord
deze suikerpatiënt, die suikerpatiënt
dichtbij deze suikerpatiënt
verder weg die suikerpatiënt
betrekkelijk voornaamwoord
de suikerpatiënt die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun suikerpatiënt
onbepaald voornaamwoord
elke suikerpatiënt
buigings-e
de grote suikerpatiënt, een grote suikerpatiënt