Lidwoord voor thuiswinkel
1
de thuiswinkel m
aanwijzend voornaamwoord
deze thuiswinkel, die thuiswinkel
dichtbij deze thuiswinkel
verder weg die thuiswinkel
betrekkelijk voornaamwoord
de thuiswinkel die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun thuiswinkel
onbepaald voornaamwoord
elke thuiswinkel
buigings-e
de grote thuiswinkel, een grote thuiswinkel