Lidwoord voor vasten
1
de vasten m
aanwijzend voornaamwoord
deze vasten, die vasten
dichtbij deze vasten
verder weg die vasten
betrekkelijk voornaamwoord
de vasten die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun vasten
onbepaald voornaamwoord
elke vasten
buigings-e
de grote vasten, een grote vasten