Lidwoord voor voertuig
1
het voertuig o
aanwijzend voornaamwoord
dit voertuig, dat voertuig
dichtbij dit voertuig
verder weg dat voertuig
betrekkelijk voornaamwoord
het voertuig dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun voertuig
onbepaald voornaamwoord
elk voertuig
buigings-e
het grote voertuig, een groot voertuig