Lidwoord voor voorprogramma
1
het voorprogramma o
aanwijzend voornaamwoord
dit voorprogramma, dat voorprogramma
dichtbij dit voorprogramma
verder weg dat voorprogramma
betrekkelijk voornaamwoord
het voorprogramma dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun voorprogramma
onbepaald voornaamwoord
elk voorprogramma
buigings-e
het grote voorprogramma, een groot voorprogramma