Lidwoord voor levensgezel
1
de levensgezel m
aanwijzend voornaamwoord
deze levensgezel, die levensgezel
dichtbij deze levensgezel
verder weg die levensgezel
betrekkelijk voornaamwoord
de levensgezel die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun levensgezel
onbepaald voornaamwoord
elke levensgezel
buigings-e
de grote levensgezel, een grote levensgezel