Lidwoord voor levenslied
1
het levenslied o
aanwijzend voornaamwoord
dit levenslied, dat levenslied
dichtbij dit levenslied
verder weg dat levenslied
betrekkelijk voornaamwoord
het levenslied dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun levenslied
onbepaald voornaamwoord
elk levenslied
buigings-e
het grote levenslied, een groot levenslied