Lidwoord voor boekdrukker
1
de boekdrukker m
aanwijzend voornaamwoord
deze boekdrukker, die boekdrukker
dichtbij deze boekdrukker
verder weg die boekdrukker
betrekkelijk voornaamwoord
de boekdrukker die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun boekdrukker
onbepaald voornaamwoord
elke boekdrukker
buigings-e
de grote boekdrukker, een grote boekdrukker