Lidwoord voor geslachtsziekte
1
de geslachtsziekte v
aanwijzend voornaamwoord
deze geslachtsziekte, die geslachtsziekte
dichtbij deze geslachtsziekte
verder weg die geslachtsziekte
betrekkelijk voornaamwoord
de geslachtsziekte die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun geslachtsziekte
onbepaald voornaamwoord
elke geslachtsziekte
buigings-e
de grote geslachtsziekte, een grote geslachtsziekte