Lidwoord voor hoogleraar
1
de hoogleraar m
aanwijzend voornaamwoord
deze hoogleraar, die hoogleraar
dichtbij deze hoogleraar
verder weg die hoogleraar
betrekkelijk voornaamwoord
de hoogleraar die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun hoogleraar
onbepaald voornaamwoord
elke hoogleraar
buigings-e
de grote hoogleraar, een grote hoogleraar