Lidwoord voor levensbelang
1
het levensbelang o
aanwijzend voornaamwoord
dit levensbelang, dat levensbelang
dichtbij dit levensbelang
verder weg dat levensbelang
betrekkelijk voornaamwoord
het levensbelang dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun levensbelang
onbepaald voornaamwoord
elk levensbelang
buigings-e
het grote levensbelang, een groot levensbelang