Lidwoord voor mensdag
1
de mensdag m
aanwijzend voornaamwoord
deze mensdag, die mensdag
dichtbij deze mensdag
verder weg die mensdag
betrekkelijk voornaamwoord
de mensdag die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun mensdag
onbepaald voornaamwoord
elke mensdag
buigings-e
de grote mensdag, een grote mensdag