Lidwoord voor natuur
1
de natuur v
aanwijzend voornaamwoord
deze natuur, die natuur
dichtbij deze natuur
verder weg die natuur
betrekkelijk voornaamwoord
de natuur die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun natuur
onbepaald voornaamwoord
elke natuur
buigings-e
de grote natuur, een grote natuur