Lidwoord voor stemkaart
1
de stemkaart v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze stemkaart, die stemkaart
dichtbij deze stemkaart
verder weg die stemkaart
betrekkelijk voornaamwoord
de stemkaart die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun stemkaart
onbepaald voornaamwoord
elke stemkaart
buigings-e
de grote stemkaart, een grote stemkaart