Lidwoord voor weerkaart
1
de weerkaart v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze weerkaart, die weerkaart
dichtbij deze weerkaart
verder weg die weerkaart
betrekkelijk voornaamwoord
de weerkaart die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun weerkaart
onbepaald voornaamwoord
elke weerkaart
buigings-e
de grote weerkaart, een grote weerkaart