Lidwoord voor vergiet
1
het/de vergiet o+v(m)
aanwijzend voornaamwoord
dit vergiet, dat vergiet
dichtbij dit vergiet
verder weg dat vergiet
betrekkelijk voornaamwoord
het vergiet dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun vergiet
onbepaald voornaamwoord
elk vergiet
buigings-e
het grote vergiet, een groot vergiet
aanwijzend voornaamwoord
deze vergiet, die vergiet
dichtbij deze vergiet
verder weg die vergiet
betrekkelijk voornaamwoord
de vergiet die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun vergiet
onbepaald voornaamwoord
elke vergiet
buigings-e
de grote vergiet, een grote vergiet