Lidwoord voor verkiezingsjaar
1
het verkiezingsjaar o
aanwijzend voornaamwoord
dit verkiezingsjaar, dat verkiezingsjaar
dichtbij dit verkiezingsjaar
verder weg dat verkiezingsjaar
betrekkelijk voornaamwoord
het verkiezingsjaar dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun verkiezingsjaar
onbepaald voornaamwoord
elk verkiezingsjaar
buigings-e
het grote verkiezingsjaar, een groot verkiezingsjaar