Lidwoord voor vier
1
de vier v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze vier, die vier
dichtbij deze vier
verder weg die vier
betrekkelijk voornaamwoord
de vier die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun vier
onbepaald voornaamwoord
elke vier
buigings-e
de grote vier, een grote vier