Lidwoord voor zwavelzuur
1
het zwavelzuur o
aanwijzend voornaamwoord
dit zwavelzuur, dat zwavelzuur
dichtbij dit zwavelzuur
verder weg dat zwavelzuur
betrekkelijk voornaamwoord
het zwavelzuur dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun zwavelzuur
onbepaald voornaamwoord
elk zwavelzuur
buigings-e
het grote zwavelzuur, een groot zwavelzuur