Lidwoord voor geloofsleven
1
het geloofsleven o
aanwijzend voornaamwoord
dit geloofsleven, dat geloofsleven
dichtbij dit geloofsleven
verder weg dat geloofsleven
betrekkelijk voornaamwoord
het geloofsleven dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun geloofsleven
onbepaald voornaamwoord
elk geloofsleven
buigings-e
het grote geloofsleven, een groot geloofsleven