Lidwoord voor meivakantie
1
de meivakantie v
aanwijzend voornaamwoord
deze meivakantie, die meivakantie
dichtbij deze meivakantie
verder weg die meivakantie
betrekkelijk voornaamwoord
de meivakantie die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun meivakantie
onbepaald voornaamwoord
elke meivakantie
buigings-e
de grote meivakantie, een grote meivakantie