Lidwoord voor skivakantie
1
de skivakantie v
aanwijzend voornaamwoord
deze skivakantie, die skivakantie
dichtbij deze skivakantie
verder weg die skivakantie
betrekkelijk voornaamwoord
de skivakantie die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun skivakantie
onbepaald voornaamwoord
elke skivakantie
buigings-e
de grote skivakantie, een grote skivakantie