Lidwoord voor reisziekte
1
de reisziekte v
aanwijzend voornaamwoord
deze reisziekte, die reisziekte
dichtbij deze reisziekte
verder weg die reisziekte
betrekkelijk voornaamwoord
de reisziekte die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun reisziekte
onbepaald voornaamwoord
elke reisziekte
buigings-e
de grote reisziekte, een grote reisziekte