Lidwoord voor fagocyt
1
de fagocyt m
aanwijzend voornaamwoord
deze fagocyt, die fagocyt
dichtbij deze fagocyt
verder weg die fagocyt
betrekkelijk voornaamwoord
de fagocyt die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun fagocyt
onbepaald voornaamwoord
elke fagocyt
buigings-e
de grote fagocyt, een grote fagocyt