Lidwoord voor natuurrecht
1
het natuurrecht o
aanwijzend voornaamwoord
dit natuurrecht, dat natuurrecht
dichtbij dit natuurrecht
verder weg dat natuurrecht
betrekkelijk voornaamwoord
het natuurrecht dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun natuurrecht
onbepaald voornaamwoord
elk natuurrecht
buigings-e
het grote natuurrecht, een groot natuurrecht